vrijdag 23 oktober 2009

De telefoon gaat: ”wie geit ut d’r mei?”

Maandagavond, het is mijn beurt om te koken, ik sta in de keuken wortelestamp te maken als de telefoon gaat. Het is Lenie: ”wie geit ut d’r mei?”. “Goôd, en beej och?”. “Nou, neet zoë goôd, Piet leet in ut ziekehoës!”. Van zondag op maandag had hij veel last van z’n maag (dacht hij), enkele Rennies hadden niet het gewenste effect. Dan toch maar s’morgens naar de huisarts, ECG gemaakt en meteen met spoed naar het ziekenhuis, het was z’n hart! Vandaag, vier dagen later, heeft de hele dag het kaarsje gebrand in huize Titulaer. Piet wordt geopereerd in Maastricht.

Piet en ik kennen elkaar van de lagere school, en geregeld lopen we een klein stukje “naevenein” op ons levenspad. Het is 53 jaar geleden als we samen met Matje van de köster en Frans van den bekker worden geselecteerd om solo te zingen in het knapenkoortje van de Lambertuskerk. Dat was “kikken als kleine menkes”, vooral met Kerstmis als de kerk vol zit. Als wij beginnen te zingen stopt het hoesten, proesten, kuchen en snotteren in de kerk. Iedereen luistert naar die drie nachtegaaltjes en naar mij. Moeders halen hun zakdoek tevoorschijn en drukken die zachtjes tegen hun neus, vaders sperren de ogen wat verder open en staren naar het plafond, een truc van stoere kerels om het droog te houden. Een dierbare herinnering aan m’n jeugd, en als ik eerlijk ben, zong Piet het allermooiste.

We gaan allebei werken bij de Pope in Blerick, Piet als ontwikkelaar en ik als bedrijfskundige. In de 35 jaar dat we daar werken komen we elkaar maar sporadisch in een paar projecten tegen. We vergaderen dan altijd op Piet z’n kantoor, omdat het daar zo huiselijk is. Een perzisch kleed op een grote tafel met in het midden een grote kristallen asbak, aan de muur een schilderij in plaats van die geëigende grote kalender. De talloze projectjes van Piet worden keurig gerangschikt in dezelfde groene mapjes, alleen de nummers erop waren verschillend. Samen proberen we netsnoeren goedkoper te maken, Piet met vindingrijke alternatieven als meer talk in de PVC of iets minder koper in de kern. Samen maken we de halve organisatie gek met onze wilde ideeën om de werkinstructies te automatiseren. We zoeken niet-te-remmen naar de ultieme identificatie en classificatie van 4000 eindproducten en 30.000 halffabrikaten.

In 1995 werd Pope verkocht aan het Amerikaanse Belden en zo’n acht jaar geleden werd Piet ontslagen in de zoveelste besparingsronde. Het was een zwarte dag, aangezegde medewerkers mochten onder begeleiding hun privé-spullen ophalen en daarna voorgoed achter de slagboom verdwijnen. Verschrikkelijk, de volgende dag toen ik hoorde dat Piet ook de sigaar was ben ik naar zijn lege kantoor gegaan. Ik heb daar een hele tijd gezeten, het was er ineens niet meer zo gezellig, ik was woest hoe ze Piet (en de anderen) behandeld hadden, de klootzakken. Natuurlijk kan ik de verslechterde economische situatie niet in m’n eentje omdraaien. Maar dat Belden mensen aan de kant zet als waren het criminelen, dat hadden zij (en Piet zeker niet) verdiend. Op die plek heb ik gezworen me te gaan inzetten voor die “mensen die door het lot getroffen worden”. Iedereen moet met respect en opgeheven hoofd de poort uit wandelen, ze hebben allemaal op hun manier het beste gegeven voor het bedrijf. Ik heb de mouwen opgestroopt, me meteen aangemeld bij de vakbond, me laten bombarderen tot kaderlid, kandidaat gesteld voor de ondernemingsraad en de laatste jaren bij Belden was ik voorzitter. Ze hebben het potverdomme geweten, plantmanager en hoofd sociale zaken hebben me gezocht, geïntimideerd en gekraakt, maar niet gebroken. Ze hadden me bijna op dezelfde manier als Piet van het toneel laten verdwijnen, maar ik kwam getergd en nog sterker terug en ik heb de mensen geholpen. De waardering was er bij m’n afscheid, vooral van die plantmanager, maar daar ging het niet om. Want zoals ze met Piet om waren gegaan, dat kon niet!

In 1987 hebben we samen een reünie georganiseerd voor de 3de en 4de klas lagere school van meister Versleyen. Blijkbaar was dat de aanleiding ons ’n paar jaren later om advies te vragen. Men wilde in het kader van het 40-jarig bestaan van het lager onderwijs in de Lambertusparochie ook een reünie organiseren bij feestzaal de Witte. Nou, dat hebben ze geweten, Piet en ik hadden van tevoren gebrainstormd en het organisatie-comité van leraren en oudercommissie werd met elk nieuw voorstel steeds zenuwachtiger. We werden al snel gevraagd zitting te nemen in de reunie-cie, de Witte (waar 200 man in kunnen) werd al snel de Staay (waar 1500 man in kunnen), er kwam een fotoboek en sommige commissie-leden kreunden “als dat maar goed gaat”. En het werd een geweldig succes, en als ik weer eerlijk ben, Piet verdient daarvoor de meeste credits.

Sinds een paar jaar houden we regelmatig contact, en dan nu samen met onze vrouwen. Piet componeert ieder jaar met veel succes carnavalsliedjes, en ik poog zo af en toe wat teksten in elkaar te draaien. Ik waag het bij een van die ontmoetingen Piet een van mijn verzinsels te laten lezen, met een strak gezicht: “hmmm, det is waal aardig”. Even later zegt hij: “kom es met nao boave”. Hij kruipt achter het orgel en binnen een half uur hebben we ons eerste liedje “Haej Schat” klaar voor Holt-Bliërick. Vorig jaar hebben we samen een liedje geschreven voor "twiëje lange": m’n zoon Hans en Roel Verberkt. Helaas kwam “met de köpkes in de wolleke” niet bij de beste elf, maar het was en is een fenomenaal liedje. Ook dit jaar wilde het niet lukken, want “ik hald van dich”, een verborgen liefdesverklaring aan Blerick haalde het weer net niet. Maar wat hebben we samen een lol gehad met het kneden van de teksten, en wat heb ik genoten van de muzikaliteit van Piet. Bij het twinkelen van de auge twinkelt de muziek mee, met het boenke van ôs herte boenk de muziek mee, prachtig.

Nu zit ik naar het kaarsje te kijken en vraag me af hoe het met Piet en Lenie is? Zou de operatie geslaagd zijn? Tuurlijk, want we moeten nog een paar stukjes “naevenein loupe”, zet ‘m op Piet.

Geen opmerkingen: