woensdag 27 juli 2011

In memoriam ôzze Jack

Ôzze Jack is d’r neet miër, eine goôje mins haet ôs verlaote. Het kaarsje brandde langzaam uit, het was op, vannacht om twintig over twaalf een laatste zucht. Je hoopt op zo’n moment dat het toch waar kan zijn. Zullen mam en pap hem al met open armen verwelkomd hebben? Alleen de gedachte dat ze weer met z’n drietjes zijn maakt je gelukkig en tilt je over het verdriet heen. Voordat we naar Frankrijk vertrokken hebben we hem nog bezocht. Hij was vrolijk en keek met ogen die ons zagen maar niet herkenden, om even later weer weg te dommelen. Een lichte streling, een hand op een vermagerde rug, een zoen vormden de overgebleven communicatie. We zaten in de Drôme ergens op een boerencamping, de mistral blies onstuimig, een SMS-je van Hans, of we even terug wilden bellen. ‘Ôzze Jack’ zeiden Marijke en ik in koor. Hij lag in comateuze toestand en het zou niet lang meer duren. Als de sodemieter terug naar huis, natuurlijk wil je eigenlijk die laatste herinnering vasthouden, maar toch willen we hem nog even zien. Stil en ontspannen lag hij daar, verschrikkelijk dat ‘ôzze Jack’ zo afscheid van het leven moet nemen. We fluisteren zacht wat lieve woorden, strelen met twee vingers zijn holle wang, een laatste kusje op zijn voorhoofd.

Herinneringen schieten door m’n hoofd. ‘Zeg ‘ns wat je denkt’, zegt Marijke. Ja, ik denk weer terug, 58 jaar geleden. De ooievaar was op komst, en ik moest verderop in de Leeuwerikstraat naar ‘tant Janssen’. Ik zat op de grond te spelen toen ze voor het raam stond en zei ‘daar vliegt de ooievaar bij jullie op het dak’. Uiteraard was ik net te laat bij het raam, en idem dito toen ze hem even later weer zag wegvliegen. Eindelijk mocht ik terug naar mam, en daar lag hij. Hèhè, na drie zussen had ik eindelijk een broertje, Jacky. Maar al snel bleek het een zorgenkindje, ik hoor m’n tante nog zeggen ‘hij knijpt niet in de vinger’. Jacky was een mongooltje, hij had het syndroom van Down. De gordijnen gingen dicht in huize Titulaer, mijn moeder liep wiegend op de arm met ôzze Jack door het huis, mijn vader zat met z’n hoofd in de handen.

Maar Jacky groeide op tot een vrolijk en blij manneke. Puurder en eerlijker kan een mens niet zijn. Feilloos aanvoelen wie hem open en sympathiek benaderen. En even feilloos in woord en gebaar de confrontatie aangaan naar de minder sympathieken en de arroganten onder ons. Elk meisje kreeg van Jack een vette knipoog. In gezelschap zei hij niet veel, maar wist steeds een plekje te veroveren naast het mooiste meisje. Een arm om haar heen of een lekkere knuffel volgden ‘als het klikte’. Muziek was zijn leven, BZN zijn passie en drummen zijn uitlaatklep. Soms haatte ik dat verschrikkelijke lawaai, maar met de jaren werden drumstel en Jack een beter ingespeeld stel. En hij presteerde het om wel eens de plek te veroveren van een drummer in een echte band. Kaarsrecht en serieus sloeg hij op de trom en roerde de deksels in zijn geheel eigen en unieke ritme. Compleet anders dan die echte drummer, maar zeker niet storend in het geheel.

Jack had een wonderbaarlijk geheugen. Vragen over acteurs in welke soap dan ook, artiesten op welke plaat of welk genre dan ook, Jack frommelde wat met zijn lippen, trok zijn sokken nog verder omhoog en haalde het correcte antwoord uit zijn geheugen. Hij kon niet lezen maar bestudeerde elke week de TV-gids en kende die dan voor de rest van de week uit z’n hoofd. Na Nieuwjaar en het verschijnen van de nieuwe kalender werden alle verjaardagen van de hele familie opgeslagen met de correcte dag van de week erbij. Mijn vader vergoelijkte dat wel eens met ‘hij hoeft ook verder niks anders te onthouden’, maar ik bleef dat knap vinden.
’s Avonds moesten we hem om beurten naar bed brengen. Je lag dan naast hem te wachten tot Jack eindelijk wilde gaan slapen, heel voorzichtig schoof je dan naar de rand van het bed, langzaam één been op de grond. En potverdomme, op dat moment sloeg hij z’n armpje om je heen ‘aah Jan, woa geis se haer?’. Soms duurde het zo lang dat je zelf in slaap viel en ôs mam je wakker kwam maken ‘kôm maar, hae sluûp’. Jack was ontzettend gemakzuchtig, sommigen noemden hem lui en weer anderen vonden hem toch wel verwend. Hij snapte er niks van dat ik hield van hardlopen, hij kon er zelfs niet naar kijken en heeft nooit begrepen hoe ik een hele dag naar Groningen kon gaan om over 10 hordes te gaan rennen. Mijn vader deelde dat overigens met hem, en dat was niet het enige wat die twee samen deelden. Hij zal misschien tien jaar zijn geweest toen hij samen met m’n vader zijn eerste pijp zat te roken, mijn moeder vond het maar niks, maar mijn vader zei ‘ôch laot dae jong toch’.

Toen pap en mam er niet meer waren, bleef Jack in het ouderlijk huis wonen. En zoals hij dat zo smakelijk kon vertellen ‘trokken Tina en Joep bij hem in’. De laatste 16 jaar woonde hij bij m’n oudste zus en zwager. Geheel bij Jack passend noemde hij ze ‘mam twiëje’ en ‘pap twiëje’. Welk groter compliment kun je in zo’n situatie krijgen.

Nu is Jack er ook niet meer, en de herinneringen blijven door m’n hoofd schieten. Maar ik laat het hier bij, sommige dingen kun je niet delen. Het was een fijn mens, hij hield ons een eerlijke spiegel voor hoe je je sociaal had te gedragen, hij kon je met een scherpe opmerking op je plek zetten. Met zijn opgewektheid vaak een onmiskenbaar middelpunt. Problemen werden met een persoonlijk vraag- en antwoordspel uitgediscussiëerd op het toilet. Zo kun je ook volop genieten van het leven, en was hij toch maar stiekem één van de weinig Nederlandse mannen met een lieve Turkse vriendin.

Jack, bedankt en geef ‘mam ein’ en ‘pap ein’ een stevige knuffel.

1 opmerking:

Leonie zei

*Slik*

Wat een prachtig geschreven 'in memoriam' voor je kleine broertje.

Heel veel sterkte voor jullie en de rest van de familie bij dit verlies.

Knuffel uit Axel,

Leonie en Esther