maandag 30 juni 2014

Waorum Frits zoëwe biezonder is . . .

Zaterdag 5 juli om 14:30 uur gaan we ‘alde koeije oët de sloët haole’ met oud-Festina leden. Naast Arie Verbaan en ‘euverste’ van de Ven toch zeker ook nog even terug denken aan Frits Vaessen!

Een paar jaar geleden, na een beregezellige Vaals -Venlo vonden er ook nog twee korte huldigingen plaats, Jan Gerits en Frits Vaessen. Marijke en ik waren speciaal gekomen als huldebetuiging aan Frits Vaessen, voor zijn 25 jarige inzet voor Vaals -Venlo.

We hebben nog geprobeerd ‘um ein pilske’ met hem te drinken, maar Frits had het zoals altijd weer veel te druk, ‘volgende kiër Frits’. Over het waarom Frits zo speciaal is voor mij als atleet en voor de regionale atletiek zou ik een boek kunnen schrijven, hieronder ‘nog eine kiër’ wat een korte inleiding voor dat boek zou kunnen zijn.

Frits Vaessen is de meest constante factor in onze regionale atletiek van de afgelopen 65 jaar’, die stelling durf ik overal te verdedigen. Frits is altijd te vroeg op de baan, gaat altijd te laat naar huis en heeft in de tussenliggende uren altijd de meeste arbeid verricht. Tussen de activiteiten door maakt Frits altijd plaats om probleempjes aan te horen, is hij altijd in staat een lach te ontlokken en ‘noeijts te good’ om mee aan te pakken. Frits heeft vele generaties atleten met open armen in zijn hart gesloten en evenzo vele generaties met een verholen traan zien vertrekken. Frits bleef die constante factor en deed de dingen die gedaan moesten worden.

Het is 1957 als ik met mijn vriendje Cor Houben naar Festina ga. Frits Vaessen en Frans Weyers zijn dan de jeugdtrainers. Als we met de fiets naar 't Saorbrook gingen stond Frits ons al op te wachten. Dat gaf meteen dat goede thuisgevoel, Frits had al een rondbaantje uitgelegd in het hobbelige gras met tomatentouw en tentharingen, de training kon beginnen. Want er moest wel gepresteerd worden.

Maar hij regelde meer, er wordt bij ons thuis gebeld, ik ren naar de voordeur. Frits staat met z'n fiets voor de deur, zijn zoontje voorop in het kinderstoeltje. ‘Aahh Frits maaaamm, Frits is ter’, mijn moeder pakt snel de portemonnee uit de keukenla en loopt naar de deur. Frits heeft al het juiste oranje lidmaatschapskaartje bovenop liggen, mijn moeder betaalt de contributie en krijgt een klein oranje strookje als overtuigend bewijs voor mij. De komende maand kan er weer getraind worden, ‘Hojje Frits, tot zôndaag’.

Het is 1960, ons sportveld was inmiddels uitgebreid met een heus clublokaal annex kleedruimte. Een laag-bij-de-gronds oud kippenhok met pannendak was wat hoger geplaatst op een muurtje van grijze (gas-beton) stenen, je kon nog zien waar de kippen destijds in- en uitliepen. We hadden geen stromend water, wel een handpomp waarmee je het moeraswater kon promoveren tot wasgelegenheid. Er was geen elektriciteit, maar een paar heuse olielampen zorgden voor enige verlichting waar en wanneer dat gewenst was. Middenin het enige vertrek stond een oude potkachel tegen een gemetselde schoorsteen, hij zal niet vaak gebrand hebben, maar Frits Vaessen zorgde er toch wel voor dat ‘zien jônges’ zich konden warmen als het buiten guur en koud was. Op de vloer lagen trottoirtegels en langs de wanden stonden banken en stoelen. Romantiek? Ik kan me nog herinneren als we ‘s winters na een bostraining in de Wielder terugrenden naar ons clublokaal. In het stikkedonker wees het fletse licht van de olielamp de juiste looprichting over de ongelijke en zijknatte grasmat van het Saorbrook, binnen was het warm en rook het naar dennenappels en houtvuur. Na afloop dicht in buurt van Frits blijven fietsen tot op de Nieuwborgstraat, daarna mocht ieder z'n eigen weg gaan.

Het is 1970, Festina beschikt over een heuse gravel atletiekbaan, prachtig verscholen op de Venlose hei. Voor veel Blerickse jeugdleden werd de afstand een brug te ver, via de scholen-atletiek groeit echter het aantal Venlose leden. Frits is gebleven en zijn werkterrein wordt verlegd, Peter Engels en ik helpen hem inmiddels met de jeugdtraining. De baan ligt er altijd keurig bij en dat is heus niet de verdienste van de Gemeente Venlo, alhoewel Frits heel goed Bierstekers wist te paaien. Er worden grotere wedstrijden georganiseerd en wat ik nu ga vertellen is echt 100% waar. Ik kwam altijd als deelnemer 1½ uur vóór de wedstrijd naar de baan, maar wie liep daar al kris-kras met kruiwagen over het veld, bakken aan te harken, hoogspringmatten klaar te leggen, springstandaards op te zetten, startblokken klaar te zetten, hordes op te zetten en de ‘laatste-ronde-bel’ op te hangen: Frits! De jury-vergadering vond zonder en was gelijk met Frits klaar, Frits werd het tijdschema en de startlijsten  in de handen gedrukt, hij trok z'n jasje aan, startpistool werd geladen en de wedstrijd kon beginnen. Met duidelijke taal wordt de baanindeling bekend gemaakt, de jury tijd staat nog wat te kletsen, Frits geeft een scherp fluitsignaal en iedereen reageert alert. Het ‘op uw plaatsen’ klinkt, jury en atleten gehoorzamen blindelings, ‘klaar pang’. Frits zorgt in z'n eentje dat de wedstrijd op tijd ‘loopt’, alle atleten vinden Frits een goeie starter, eigenlijk de beste. Maar ja, de beste starter wordt nooit gevraagd voor (inter)nationale wedstrijden, daar moet je voor lobby-en. En dat zal Frits nooit doen, maar als het aan de atleten had gelegen! Ik hoef niet verder meer uit wijden wie er na de wedstrijd kris-kras over het veld loopt op te ruimen, als iedereen aan de koffie of het bier zit! Frits, voor de atletiek van onschatbare waarde.

Het is 1983, Festina bestaat 40 jaar en is op dat moment een allround atletiekvereniging. Het bestuur zet stippeltje voor stippeltje een beleid uit dat ons mogelijk nog verder zou kunnen brengen. Frits blijft er gewoon voor zorgen dat de atleten daar niets van merken en blijft die constante bindende factor op het trainingsveld en tijdens de baanactiviteiten. Het bestuur vindt dat Frits eigenlijk te weinig inbreng heeft in de discussie? Nou ja zeg, bestuursleden worden gekozen door de leden en wie krijgt er alle stemmen: Frits toch! Festina viert in de Staay groots haar 40-jarig jubileum, Peter Engels en ik informeren bij atletiek-bobo Hub Diederen ‘of er voor iemand iets aangevraagd is bij de KNAU’. Tijdens de receptie nemen de geachte afgevaardigden van de KNAU (nu Atletiekunie) het woord, het bestuur staat breed te stralen maar Frits straalt het langst. Onderscheid moet er zijn, hij wordt zeer terecht als enige onderscheiden!

Weer zo'n 15 jaar later, ook onze wegen hebben zich inmiddels gescheiden. Maar op wedstrijden en recepties zoeken we elkaar altijd even op. Frits vergeet ‘zien jônges’ nooit, we praten over vroeger en drinken samen een biertje. Nooit geen verwijt dat we hem hadden verlaten bij Festina, Frits blijft het markante middelpunt binnen de regionale atletiek. Of dat nou Festina, AV Tegelen, Orion of Scopias heet . . . het gaat om de atletieksport, grenzen verleggen, presteren, prestaties mogelijk maken . . . maar bovenal om die atleten . . . met Frits als altijd aanwezige op de achtergrond.

Het is 2009, Nieuwjaarsreceptie bij Scopias. Ik ben na bijna 25 jaar weer enkele maanden terug op het oude nest. Natuurlijk staan we in no-time aan de staantafel samen met Frits, geen woord over ‘fijn dat je weer terug bent’, nee, bij Frits gaat dat gewoon allemaal door. Ik voel me echt gegêneerd als ik naar voren wordt geroepen om voor een Nederlands record bij de M60 een gigantische wisselbeker overhandigd te krijgen van de voorzitter. Nog met het schaamrood op de kaken loop ik terug naar de staantafel, krijg een dikke zoen van Marijke, zet de beker op tafel en Frits fluistert in m'n oor: ‘Dae is ouk ein bietje van mich’. Ik sla een arm om hem heen en knik ‘Jao, zeker weite’. En even staan we zo samen te genieten, niet van die overmaatse beker maar van wat atleten samen kan verbinden.

Zo ken ik Frits, méér dan de constante waarde of een verbindende factor in onze regionale atletiek. Een echte atleet, vaderlijke jeugdtrainer, keihard werkend bestuurslid, starter, materialenman, sjouwer, bouwer, poetser maar altijd trouw aan ‘zien jônges en maedjes’. Waardering is dan te bescheiden van wat je wil uitdrukken.

Komende zaterdag is er een reünie van Festina, zeker weten dat Frits erbij is. Misschien hebben we tijd om samen een pilske te drinken?

"Bedank Frits veur alles".

naar: een blog die ik eerder geschreven heb voor de Scopias-website

vrijdag 20 juni 2014

Euverste van de Ven

  • Het is 1957, het jaar waarin ‘vadertje’ Drees regelt dat we met 65 ‘in de AOW’ kunnen.
  • Het is 1957, de Sovjet-Unie stuurt de Spoetnik-1 in een baan om de aarde, de eerste onbemande ruimtevlucht.
  • Het is 1957, ik ben tien jaar en groei op in de Leeuwerikstraat van het naoorlogse Blerick.
Naast ons huis en schuin tegenover liggen de gapende resultaten van de bombardementen uit de Tweede Wereldoorlog. We kunnen spannende spelletjes doen in die ruïnes en voetballen op het Lieuweriksveldje waar de puinhopen zijn geruimd. Mijn vader ziet in mij een goeie rechtsbuiten. ‘Je bent snel en hebt een goeie voorzet’. Logisch dat kleine Jantje lid wordt van de Blièrickse voetbalclub, SVB. Maar ik vind er geen zak aan, op het eigen Lieuweriksveldje was het nog wel leuk, maar op dat grote grasveld is het menens. De snelle jongens staan in de voorhoede en de wat tragere lomperiken schoppen je de benen onder je kont vandaan. En die weinig van beide beheerst, moet het doel verdedigen, nou, dat noemen ze voetballen.

Aan de andere kant van de beek traint Festina. Er mag zomaar hard gelopen worden zonder die verrotte aanslagen op je benen. Op ‘n keer spring ik over de smerige roestbruine beek en nieuwsgierig kijk ik naar een sport waarvan ik het bestaan nog niet kende. Een wat oudere man stapt op me af. Hij heeft een vrolijk gezicht onder een zwart Jimmy-petje met zo’n rechtopstaand puntje midden op het hoofd. ‘Hallo jungske, kums se ens kièke’. Ik hoorde dat hij normaal Nederlands sprak, maar hij deed wel moeite om mij in het ‘plat’ aan te spreken. Hij nam me mee naar de hoogspringbak en ik kreeg een persoonlijke introductie. De man droeg een te lange donkere regenjas, die nogal wijd uitliep naar beneden. Je had twee verschillende technieken, de ‘schotse sprong’ en de ‘rolsprong’. En potdomme, hij deed het ook nog voor. Met de schotse sprong gooide de achterkant van zijn jas de lat eraf, met de rolsprong de twee punten aan de voorkant. Het moet een bijzonder komisch gezicht zijn geweest, maar ik vond het reuze interessant. Dit was mijn eerste kennismaking met atletiek en met hoogspringen. Een ervaring die ik mijn leven lang zal blijven koesteren, dat zo’n ‘belangrijke’ man de tijd nam om zo’n ‘verlegen menke’ in te wijden in de technieken van het hoogspringen. Helemaal hoteldebotel vertelde ik thuis wat ik meegemaakt had, en elke zin werd afgesloten met ‘meug ik beej Festina pap?’. Ik moest wel een paar keer omschrijven hoe ‘die man’ eruit had gezien. Dat moest overste van de Ven zijn geweest, de commandant van de Frederik Hendrik kazerne, zei mijn vader resoluut. 

Franciscus Bernardus Dominicus van de Ven (1894-1979), geboren in Cadier en Keer, heeft gedurende een halve eeuw een zeer belangrijke stempel gedrukt op de atletiek in Noord-Limburg. De 1ste luitenant Frans van de Ven was de drijvende kracht bij de oprichting in 1919 van de militaire voetbal- en atletiekvereniging ’t Tweede waarvan de leden uit de kazerne in Blerick kwamen. De club sloot zich aan bij de in 1901 opgericht Nederlandse Atletiek Unie. Er werden wedstrijden georganiseerd en de regionale gymnastiek- en voetbalclubs kregen een eigen atletiekafdeling. Op 21 maart 1931 werd door de overste van de Ven de 'Venloosche Athletiekvereniging ROOD-WIT' opgericht. Hij werd voorzitter en Wim Verhoeckx secretaris. Kort voor de Tweede Wereldoorlog ging deze club mede door de moeilijke omstandigheden ter ziele, maar de kleuren rood en wit zien we later terug als clubkleuren van Festina. Nog in die oorlog, om precies te zijn op 24 februari 1943, werd als onderafdeling van voetbalclub SV Blerick een nieuwe atletiekvereniging opgericht: Atletiek Vereniging Blerick (AVB). In 1953 maakten de atleten van AVB zich zelfstandig en doopten hun club Festina. Dit is het eerste Latijnse woord in de wapenspreuk van Venlo: 'Festina lente cauta fac omniae mente' (haast u langzaam, doe alles behoedzaam). Tot 1970 bleef overste van de Ven nadrukkelijk actief binnen de regionale atletiek, als voorzitter van Festina. Een keer per jaar trok hij zijn uniform aan en bezocht alle clubsponsors. Niemand waagde het de ‘overste’ met lege handen weg te sturen. Het is ook grotendeels zijn verdienste dat Festina begin jaren 60 een schitterende atletiekaccommodatie kreeg ‘op d’n Herungerberg'.

Het is 1964, ik ben net geslaagd voor de HBS-B en inmiddels ook door de selectieprocedure voor de Koninklijke Militaire Academie gekomen. Ik stap ’s avonds nietsvermoedend onze huiskamer binnen en wie zitten daar met mijn vader aan tafel! De voorzitter en secretaris van Festina, overste b.d. van de Ven en Wim Verhoeckx. Ze kwamen aan mijn vader officieel toestemming vragen of ze mij mochten vragen toe te treden tot het bestuur van Festina. Ja, zo ging dat in die tijd, ik wist intussen van niets. Mijn vader had inmiddels zijn droom opgegeven dat zijn zoon een goeie rechtsbuiten zou worden. Hij wist hoe ik helemaal verknocht was aan de atletiek en alles erom heen. Tuurlijk mocht ik bij het bestuur. En dat was tevens het begin van een vriendschap van een 17-jarige jongeman met de toen 69-jarige Frans van de Ven en de 57-jarige Wim Verhoeckx.

De laatste jaren bestond die vriendschap met overste van de Ven slechts uit het sturen van een kaartje met zijn verjaardag op 23 oktober. ‘Stuur maar een kleurig kaartje’ zei de familie, daarmee aangevend dat de tekst niet meer aankwam. Dat werd dus een kaartje met veel rood en wit. In oktober 1979 is de overste overleden, in de dankbrief stond heel bescheiden ‘het is ons daarbij gebleken dat hij in de loop van zijn lange leven voor vele medemensen iets heeft mogen betekenen.’
Ze moesten eens weten. Voor mij heeft overste van de Ven ‘iets’ heel veel betekend, hij leidde me 62 jaar geleden binnen in de atletiekwereld. Hij gaf me het vertrouwen als jonge bestuurder en werd een vriend voor het leven.


woensdag 11 juni 2014

Alde FESTINA-koeije, Arie Verbaan

LogoFestinaEen paar maanden geleden stond Hayke Derkx plotseling bij mij voor de deur! We kennen elkaar van meer dan 50 jaar geleden van atletiekvereniging Festina. We raakten maar niet uitgepraat ‘euver vruûger’, en wat zou het leuk zijn als we met die ouwe garde van Festina nog eens bij elkaar konden komen. Maar hoe gaan we die leden over het tijdvak 1943-1992 bereiken? Samen met Jan Bouten hebben we het heel bescheiden opgepakt.

En zaterdag 5 juli 2014 is het zover, de Scopias-kantine is dan gereserveerd van 14:30 tot 16:30 uur om samen ‘alde koeije oët de sloët te haole euver Festina’. Die bewuste atletiekvereniging Festina werd opgericht in Blerick in 1943 en ging in 1992 samen met AV Tegelen op in de nieuwe fusieclub Scopias Venlo. Alle oud-leden zijn van harte welkom, samen met hun partners, in de Scopias-kantine op Sportpark Vrijenbroek, Wittendijkweg 61 in Venlo. Er wordt die dag niet getraind, de sporttas mag thuisblijven, maar oude foto’s, medailles en plakboeken zijn welkom om onze oude herinneringen weer nieuw leven in te blazen. De eerste klacht is al binnen: ‘We redden dat nooit in twee uur!!’.

Arie Verbaan

Terugkijkend op die Festina-periode komt meteen Arie Verbaan in mijn gedachte. Arie is in mijn ogen ongetwijfeld de atleet met de langste en meest aansprekende staat van dienst in de regio Noord-Limburg. Daarnaast is de hardwerkende ‘visboer’ ook nog eens een bijzonder aardige vent met een onwrikbare clubliefde. Toen we in 1983 Orion oprichtten vertrouwde Arie me persoonlijk toe: ‘Jan, ik zou best wel naar Orion willen, maar ik kan zo moeilijk weg bij Festina’. In 2014 is het alweer 65 jaar geleden dat ‘bokser’ Arie Verbaan zich meldde aan het Noord-Limburgse atletiekfront. Een briljanten jubilaris bij Scopias, en niet maar zo eentje, we praten over het instituut Arie Verbaan.

In 2009 was ik aan het bladeren in de Historiek van de Limburgse atletiek, de nationale Bestenlijsten en in m'n eigen archief. Daarbij vond ik een zorgvuldig bewaarde pagina 11 van het Dagblad voor Noord-Limburg van donderdag 21 juni 1979 die geheel gewijd was aan Arie. Ter gelegenheid van zijn 30-jarig jubileum als wedstrijdatleet werd op sportpark Herungerberg een internationale veteranenwedstrijd georganiseerd. Hieronder enkele anekdotes uit dat artikel met wat verbindende tekst waarmee ik de warme sympathie uitdruk voor de nu 88-jarige Arie Verbaan. Ik heb het indertijd geschreven voor de Scopias-website

Arie, geboren en getogen in Scheveningen, kwam als jochie van 10 met z'n ouders naar Blerick. Z'n vader reisde daarvoor al vijftien jaar wekelijks naar Venlo om zijn vis aan de man c.q. vrouw te brengen. Meteen na de lagere school stapte ook Arie in de vishandel, de branche die hij steeds trouw is gebleven. Wie kent hem nog van de weekmarkten? Ik wel, en weet nog dat hij bij ons de straat inkwam en dan galmde het een paar keer tussen de huizen: ’Haring, verse haring, haring als scholluhhhh . . . . ‘, waarna de huisvrouwen zich naar de haringkar spoedden.

Arie zegt over die tijd: ‘Loopbenen heb ik gekregen naast de bakfiets! Met mijn grote passen noemden de mensen aan wie ik vis verkocht mij al de hardloper. Als ik mijn vis had verkocht, kon ik pas naar huis fietsen, voor die tijd, nou ja, rende ik naast m'n karretje. Dat was het begin . . .‘.

‘Je moest hard werken en tijd voor sport was er nauwelijks. Aanvankelijk bokste ik bij de VBC (Venlose Boks Club), dat was in de oorlog. In 1944 organiseerde de club een veldloop waaraan ook twee atleten van SV Blerick deelnamen. Ik werd derde achter die twee atleten (Gerrit Gommans en Mandje Titulaer) en dat was een behoorlijke opsteker om met lopen door te gaan. In 1949, toen ik uit militaire dienst kwam, begon mijn loopavontuur met een wilde wedstrijd van DOS Tegelen. Ik won die wedstrijd en aansluitend zat ik meteen bij SV Blerick’.

‘Tot en met 1958 heb ik alle wedstrijden, die ik liep netjes bijgehouden in een boekhoudschriftje, daarna vond ik het welletjes. Ik geloof toch minimaal duizend wedstrijden te hebben gelopen’. Arie Verbaan bracht het al snel tot de nationale ploeg, zowel op de baan als met de cross. Zijn eerste interland was de Cross des Nations in Parijs in 1953: ‘Toen begonnen mijn beste jaren, want ik zat dus in de Nederlandse ploeg en ik behaalde in de jaren meteen daarna mijn beste prestaties’.

imageAls ik dat ga controleren in de eerdergenoemde Historiek van de Limburgse atletiek, wordt dat uitbundig bevestigd. Arie grossiert in aansprekende overwinningen op de baan, weg en met de cross. Daarbij sleept hij als kopman van Festina zijn clubgenoten mee naar een hoger niveau (o.a. Hay Philipsen, Hay Verhagen, Toën Jonkers en Wienand Wienen), en niet zelden winnen ze de ploegenprijs. Meerdere keren ben ik nog met Arie op wedstrijd geweest, een keer was ik zijn chauffeur voor een marathon in Antwerpen. Enige vervelende was dat je kleren daarna minimaal een week naar de vis roken!!

Arie vervolgt: ‘Och, toen wij jaren geleden bij de Pope trainden was het met mij ook vrijwel elke zondag raak: we maakten een wedstrijd van elke training, al wist je dat het niet zo goed was, maar het was leuk. Ik had toen nauwelijks benul van het opbouwen van een trainingsprogramma en met een optimale training was ik waarschijnlijk wel wat verder gekomen dan gebeurd is. Toch ben ik tevreden, want ik loop nu nog mijn wedstrijden met plezier’, dat was in 1979. En hij doet nogal bescheiden over zijn niveau, niet vermoedend dat hij met z'n 47.04 op de 15 kilometer in 2013 nog héél hoog zou staan op de nationale ranglijst!!

De reden waarom Arie aan sport deed had ook te maken met zijn gezondheid, hij was astmapatiënt. Zijn lichamelijke conditie verbeterde door het boksen (door de bokshouding en de ademtechniek). ‘En het lopen van lange afstanden geeft een prima doorbloeding en je leert langzamer ademen! Tweemaal ben ik korte tijd gestopt met lopen, maar de astma-aanvallen kwamen dan binnen korte tijd terug’.

Ook na zijn veertigste bleef Arie Verbaan onverminderd actief in de wedstrijdatletiek, en bezocht hij meerdere wereldkampioenschappen. In Toronto, Brugge, Coventry en Göteborg behaalde hij steeds klasseringen bij de beste 10 op zijn favoriete afstanden. Zijn grootste teleurstelling beleefde hij op een van die kampioenschappen voor veteranen in 1978 in Viareggio. ‘Op de 10 kilometer lag ik op de tweede plaats. De Amerikaanse koploper Franklin dubbelde mij in de zesde kilometer. Op zijn laatste 100 meter liep ik vlak voor hem en dacht dat ik dus m'n laatste ronde inging. Maar het waren er twee! Ik stopte met andere woorden na de 24ste ronde en veronderstelde de zilveren plak gewonnen te hebben. Ho maar! En omdat ik dacht te moeten finishen, beëindigden nog negen andere lopers na mij de wedstrijd in de veronderstelling 25 rondes gelopen te hebben. Natuurlijk werden we met z'n tienen gediskwalificeerd en kreeg de twaalfde binnenkomende de zilveren medaille. Daar sta je dan als Hollandse visboer . . . . hahaha.’ Maar Arie memoreert lachend meteen het andere uiterste van die minder plezierige gebeurtenis: ‘Mijn mooiste ervaring was ook Viareggio: namelijk het moment dat ik dacht dat ik tweede was!’.

Het is alweer jaren geleden dat ik Arie nog eens zag deelnemen aan een wegwedstrijd. In die typische onverstoorbare loopstijl van Arie, schouders een beetje opgetrokken. Het zware neerkomen van zijn overmaatse sportschoenen flop . . . flop . . . flop . . . verraden dat de jaren beginnen te tellen. Heel trots zeg ik tegen degene die naast me staan: ‘dat is Arie Verbaan!’. In de volgende ronde komt Arie in snelwandelpas voorbij, het laatste alternatief voor de atleet die niet van opgeven weet om op tijd binnen te komen. Met diep respect wacht ik bij de finish tot Arie binnenkomt! De meeste toeschouwers zitten al in de kroeg, de baancommissarissen zijn de boel al op aan het ruimen. Wie zou er nog weten dat dit een groot atleet was?

Jullie weten het nu, dus gaan we even klappen voor Arie! Alleee . . . al zit je voor je schermpje! Effe klappen!

Uit: http://www.scopias.nl/index.php?option=com_content&view=category&id=95&Itemid=114

(wordt vervolgd)