vrijdag 13 maart 2015

Zomaar een verrassende dag

Vandaag was alweer zo’n stralende dag aan de Costa de Azahar. Het ontbreekt ons aan niets, nou ja, bijna aan niets. Marijke mist haar dagelijkse bekertje karnemelk, en laat ze dat hier net niet hebben. Volgens het woordenboek heet het ‘suero de mantequilla’, maar navraag in alle winkels in de omgeving van Oropesa leverde niks, noppes of nada op. Dan maar ’n paar uur met de fiets naar Benicasim, daar hebben ze immers een Lidl, en als die het niet hebben!? Het is een schitterende route, slingerend langs de kust onder een strakblauwe hemel over een voormalige spoorlijn. Prachtig, ze noemen hem niet voor niets de Via Verde, de groene weg. En eerlijk gezegd kan dat Benicasim niet tippen aan ons Oropesa, maar Marijke heeft wel haar karnemelk gevonden met dank aan Lidl. Het is weliswaar een warme dag, maar zuur worden doet karnemelk niet. Op de terugweg heerlijk gegeten in een typisch Spaans restaurantje. Daarna terug naar de camping, lekker uitbuiken in het zonnetje, ik val in slaap.

We waren net op tijd terug op de camping. In ons straatje is een asociaal grote spiksplinternieuwe hagelwitte camper zich op de toegewezen 10 bij 10 meter aan het wurmen. ‘Heej, dat lijkt Ivo Opstelten wel’, zegt Marijke. Inderdaad, ik dacht eerder de kop van een bejaarde buldog te herkennen. Onverstoorbaar blijft de man de 10 meter lange camper in kleine stukjes naar voren, en even grote stukjes weer naar achteren draaien. ‘Inderdaad, dat lijkt verdomd veel op het beleid van onze voormalige minister van justitie. Veel gedraai, druk werken met de ellebogen en er verandert niets’, antwoord ik. ‘Och God, hij is maar alleen, want ik zie geen vrouw in de buurt’, zegt Marijke. ‘Die ligt vast op bed misselijk te worden van dat gedraai, en denkt waarschijnlijk dat die bolle met het voorspel is begonnen’. ‘Jan toch!’.

We richten onze tuinstoelen om het spektakelstuk nog beter te kunnen volgen. De grote bullebak van die camper en bestuurder graaft zich steeds verder vast in het keurig aangeharkte grind. ‘Hij staat’, zegt Marijke wanneer de motor afslaat en de deur open zwaait.

Ik schiet spontaan in de slappe lach. ‘Boehahahahaaa . . . . boehahahahaaa . . ‘.

‘Jan, hou op of ga in de camper zitten!’, zegt Marijke. Maar ik heb het echt niet meer. Die buldog stapt uit, het is potdomme echt Ivo Opstelten. Keurig in gesteven wit overhemd, opgeknoopt in een VVD-stropdas in de kleuren blauw en oranje. Daaronder, je gelooft me niet meer, een donkerblauwe krijtstrepen korte broek met twee doorlopende streepjes. Tussen mijn tranen van het lachen door blijken die doorlopende streepjes zijn witte beentjes te zijn. Het geheel staat keurig geparkeerd in zwarte (nog) glimmende schoenen en bijpassende blauwe sokjes. Hoe heeft die man zich op die beentjes staande weten te houden? Ik trek me even terug achter onze camper, want ik heb het even niet meer.

‘Sorry meneer, maar Uw camper staat gedeeltelijk op het stuk van de buren’, probeert Marijke mijn lachbui te maskeren. De man loopt langs zijn schots en scheef staande camper, constateert dat Marijke gelijk heeft en komt glimlachend in onze richting. ‘Uhhh, tsjaaa, U spreekt keurig verstaanbaar Nederlands mevrouw. Uhhh nneee, dat is niet erg mevrouw. Uhhh, U weet dat niet, U mag dat ook niet weten, maar daar komt mijn secretaris morgen te staan . . .’. Het wordt nu echt interessant en ik waag me weer achter de camper vandaan. ‘Volgens mij bent U meneer Opstelten . . . ‘, de buldog draait zijn krijtstreepjes in mijn richting. Ik knijp even de ogen dicht, als die spillebeentjes dat maar aankunnen. ‘Uhh zegt U maar Ivo, maar laten we daar vooralsnog geen gespreksnotitie van maken!’. Ik stap op hem af en steek een hand toe: ‘Ik heet Jan en ben kogelslingeraar. Dat is een verrekte mooie camper Ivo, zeker betaald van het eerste wachtgeld, ik zou dat bonnetje maar goed bewaren!’. ‘Uhhh . . . alaaf, ik dacht het al te horen. Die Limburgse carnavalsvierders houden wel van een grapje . . . ‘. Zijn vrouw heeft inmiddels de uitgang van die immense camper gevonden en komt met een bonnetje richting haar man, nee hè. ‘Ik kan de Wifi niet vinden Ivo, kun je even helpen?’. ‘Uhhh . . je ziet dat ik in gesprek ben, ik kom zo . . ‘, en naar mij: ‘dat is overigens niet het bonnetje van de camper maar van de Wifi-code.’.

‘Ik wil niet brutaal overkomen Ivo, maar je bent hier wel volledig gevrijwaard van Den-Haag-Vandaag, Achter-het-Nieuws en hoe die programma’s ook allemaal heten. Zelfs Frits Wester krijg je hier niet te zien’. ‘Uhhh . . nou ja . . k’vind het toch wel zo leuk om een en ander op afstand op de tillevisie te kunnen volgen. Uhhh . . . jaaa . . .een beetje ijdelheid is ook een ex-politicus niet vreemd, Jan . . ‘. Ivo lacht en wrijft vergenoegd zijn handen voor deze (denkt hij) gevatte opmerking. ‘Dacht ’t niet Ivo, je gloednieuwe schotel zit vast onder die tak en onder die boom heb je zeker geen bereik . . . . ‘. Ivo grijpt met zijn linkerhand naar zijn flodderende losse onderkin en gelijktijdig met zijn andere hand naar zijn stugge grijze kuif. Hij kijkt me nogal nors nadenkend aan en roept in het luchtledige: ‘Er is vanavond geen goede-tijden, slechte-tijden schat . . . ‘.

Net op dat moment komt een vooroorlogs Renaultje 4 tussen de bomen door scheuren, terwijl camping Didota toch keurig verharde paden kent. Een keurig onderhouden maar wel piepklein Eriba-tje huppelt er wulps achteraan. Ik sla mijn handen voor mijn gezicht, als dat maar goed gaat. Er wordt geremd en als het stof is opgetrokken, staat een waanzinnig slechte imitatie van Fred Flintstone naast me. Nog een Ollander zal mijn Belgische buurman denken. Want deze heeft een heus petje in de Nederlandse driekleur op, een kekgeel te strak zittend T-shirt boven een verschoten te wijd zittende veelkleurige korte broek.

‘Uhhh . . heej Fred’, hoor ik Ivo zeggen en uiterst discreet doe ik een paar passen naar achteren, ‘je bent een dag te vroeg’. ‘Welnee, excellentie . . . (hahahahaha), samen de bons (knipoogje) . . . . , samen naar de Mediterranée, toch!’. ‘Verrekkes mooie camper Ivo, ik zou het bonnetje maar goed bewaren als ik jou was . . . ‘. ‘Uhhh . . jaaaa, dat zei die overjarige snuggere Limburger ook al’, zei die terwijl hij in mijn richting wees. ‘Maar uhhh . . . ik zal je niet vertellen wat ik ervoor betaald heb, dat is bij jou zeker niet zo’n succes’. ‘Uhhhh . . . maar . . ik dacht dat je ook een nieuwe camper ging halen van je eerste zuurverdiende wachtgeld?’. ‘Nee, Ivo, ik hou me even bescheiden op de achtergrond tot het zwijggeld van Cees H. is overgemaakt’, en weer dat ellendige irritante knipoogje.

Dit wordt me teveel, ik ben hier getuige van iets dat ik absoluut niet wil en waar ik onmiddellijk voor-volk-en-vaderland iets mee moet! Mijn uitmuntende stemming zakt door het Spaanse grind, het lachen is me vergaan.

Wildgebarend zet ik op hoge toon in: ‘Jullie potverdommese stelletje klootz . . . .’.

Iemand stoot me aan: ‘Jan wat is er, wordt eens wakker, vannacht slaap je weer niet’. Versuft zit ik even voor me uit te kijken, mijn droom is niet af, ik was nog niet klaar met die twee klojo’s.

‘Is er iets schat, alles goed??’.

Ja hoor, ik zal het je vanavond laten lezen . . . .

Geen opmerkingen: