vrijdag 9 september 2016

Pierre Noir à la Côte d’Azur


Nee, niet schrikken! Ik ga me niet branden aan die discussie, die straks ongetwijfeld weer in alle hevigheid zal oplaaien. Om niemand voor het min of meer gekleurde hoofd te stoten heb ik het probleem een buitenlands Frans tintje gegeven! Ik moest in mijn werkzame bestaan elke dag denken in oplossingen, en verdomd, na tien jaar pensioen kan ik het nog altijd niet laten. We slurpen hier in Zuid-Frankrijk alle informatie uit de beschikbare (a)sociale media op, ik verwerk dat in mijn vergrijsde hersencellen en kom dan tot consensus met mezelf. Alleen hoef ik nu die oplossingen niet meer te implementeren, maar ze gewoon aan mijn blog te verbinden. Misschien daarom wel heb ik zo veel belangstelling voor de nieuwe partij DENK. Ze roepen ook maar wat, hoeven toch nooit verantwoordelijkheid te nemen, praten Erdoğan naar de mond en weigeren Netanyahu een hand te geven. En maar blijven zeggen dat ‘verbinden’ voor hun het allerbelangrijkste is, en dat laatste sprak me toch wel enigszins aan.

Hier in Saint-Aygulf ga ik elke dag samen met mijn vrouw en schoonzus zwemmen in de Middellandse Zee. Stipt om vier uur, na de thee, hijsen de twee zusjes zich in hun decente badpakken, en ik volsta met een zwembroek zonder pijpjes. We spreiden onze badlakens op het hete zand onder de palmen, en zwemmen drie kwartiertjes op en neer in het golvende ‘zo-blauw, zo-blauw’ van de Mediterrannée, heerlijk. Na het afdouchen gaan de dames nog drie kwartiertjes opdrogen en bijkleuren. Ik kijk dan een beetje doelloos uit over de bergen, het strand, de zee en alles wat zich daartussen in beweegt. Elke dag flaneert er een wat oudere superslanke dame langs het strand. Elke dag draagt ze een ander fel gekleurd minuscuul bikini-tje. Ze is heel bruin, volgens mij heeft ze opgespoten lippen en duidelijk geverfd blond kroeshaar. Al enkele dagen kon ik mijn ogen niet van haar afhouden, ik denk steeds maar weer ‘die lijkt ergens op’. Het heeft vier dagen geduurd, maar bij de vierde keer ‘ik denk’, dacht ik ‘verrek, dat is die nieuwe van DENK, Sylvana je-weet-wel’. Ze is het natuurlijk niet echt, maar ze lijkt er wel sprekend op.
Ik sluit mijn ogen en droom een beetje weg. Op de achtergrond hoor ik het liefelijke kabbelen van de golfjes op het strand, boven me maakt de palmboom een zacht ritselend geluid in de zalig ziltige zeebries. Deze droomwereld drijft me zomaar mee naar Toon Hermans, ook weer niet vreemd natuurlijk! Want hoe mooi kon Toon die sfeer in zijn one-man-show treffend uitbeelden van de Côte d’Azur. In gedachten neurie ik zijn melancholieke ‘Mediterrannée, zo blauw, zo blauw’. Ik hoor hem dat ondeugende ‘Tango van het blote kontje’ zingen, ik kan een glimlach niet onderdrukken. Geweldig die man, zonder wie-dan-ook-maar te kwetsen, met veel zelfspot en die perfecte timing van de lach. Wie herinnert zich niet die sketch over Sinterkla-haas en zijn Pietermanknecht, die vroeger bij hun thuis op bezoek kwam? Geweldig toch, hij nam niet eens díe woorden in zijn mond die straks tot discussie gaan leiden. Gewoon simpelweg Pietermanknecht, wat een zalige man. Ja, en aan die twee bulten die je nooit bij Pietermanknecht zou verwachten, kon híj zien dat het niet de echte Pietermanknecht was, maar zijn eigen tante Jo. Mijn vader sloeg zich de knieën stuk van het lachen, en ik doe het hem nog steeds na. Hoe onschuldig, hoe meesterlijk, hoe lachwekkend, hoe kindvriendelijk kun je het Sinterkla-haasfeest uitleggen. Zou Sylvana je-weet-wel die sketch ooit eens gezien hebben. Neehee, dat kan zeker niet, want anders . . .
Ik ga rechtop zitten, de twee zusjes liggen gestrekt op de buik om hun achterkantjes te laten bijkleuren. Op het strand voor me zitten drie wat oudere stellen te zonnen. Nou ja, eigenlijk is het bakken, wij in Limburg zouden dat zelfs snierken noemen. Ik denk naar schatting dat ze hier minimaal al drie weken zo zitten. Ze zijn alle zes donkerbruin, hun onderhuid vormt een pijnlijke donkerrode achtergrond. Ik denk het lijken wel zonnebloemen, want ze draaien keurig met de zon mee. Ik denk als die straks naar huis gaan zijn ze echt compleet donkerbruin. Bij de zoveelste keer ‘ik denk’ DENK ik weer aan Sylvana weet-je-wel. Hier voor me dat zijn potdomme gewoon zes blanke mensen, die al minimaal drie weken hun best doen om na hun vakantie donkerbruin naar huis te gaan. Ze zullen dus geen hekel hebben aan hun donkere medemens, en ongetwijfeld vieren ze straks met hun kinderen en kleinkinderen Sinterklaas.
Als ik deze zes mensen nou eens zou vragen of ze straks voor Pietermanknecht willen spelen? Ze hoeven immers niet meer geschminkt te worden, en de manier waarop ze bruin zijn geworden heeft absoluut niets met slavernij of zoiets te maken. Ik ben dan wel gepensioneerd, maar kom op zeg! Hier moet ik iets mee doen! Dit is toch dé perfecte oplossing van die onmogelijke discussie.
Dus ik sta resoluut op en spreek in mijn beste Nederlands de meest links zittende man aan:
‘Meneer, ik zou u iets willen vragen, ik denk dat ik de oplossing heb voor een slepend probleem’, de man kijkt me aan als een kist wortelen en zegt:
‘Excusez moi monsieur, je ne vous comprend pas’, potverdomme dat heb ik weer. Zo lijkt mijn oplossing in één klap weer 1000 km ver weg. Het zweet breekt me uit! Maar ik probeer het nog een keer, tegen beter weten in:
‘Monsieur, en Hollande nous avons une grande problème avec Pierre Noir!’, zijn vrouw ontwaakt nu ook uit haar zonne-slaapje, kijkt me boos aan en stoot haar man aan.
‘Quoi? Pierre Noir? S’il vous plaît monsieur, laissez nous . . .’.
Ik voel me ongelukkig, hopeloos, hulpeloos en een ontzettende Piet Lut te gelijker tijd. Ik kijk wanhopig om me heen, gelukkig zit Marijke nu ook als mijn rots in de branding rechtop:
‘Wat is er met jou aan de hand schat, wat doe je daar? Kom toch hier lekker zitten’, zegt ze en klopt uitnodigend op mijn badhanddoek.
‘Tja, ik dacht het probleem van Pietermanknecht eindelijk opgelost te hebben, maar ja, de rest lees je vanavond wel’, en ga weer liggen. Vooral ook om de dodelijke blikken van zes donkerbruine zonnebloemen te ontwijken.

Geen opmerkingen: